Het Nederlands heeft twee bepaalde artikelen: ‘de’ en ‘het’. ‘De’ wordt gebruikt voor mannelijke en vrouwelijke woorden, en ‘het’ voor onzijdige woorden. Een bepaald artikel staat voor het substantief waar het bij hoort:
- de stoel;
- het vliegtuig.
Maar welke woorden zijn mannelijk / vrouwelijk en welke onzijdig? Hiervoor zijn geen eenduidige regels. Je zult dit uit je hoofd moeten leren. Er zijn echter wel enkele tips (met uitzonderingen…).
De
- vruchten, bomen en planten: de appel, de palmboom, de distel;
- rivieren en bergen: de Nijl, de Alpen;
- personen: de vrouw, de koning, de docent. Uitzondering: het kind, het meisje;
- woorden die eindigen op -heid, -ing, -nis, -tie, -theek en -teit: de regering, de politie, de bibliotheek.
We gebruiken ‘de’ als het substantief in de pluralis staat, dus ongeacht of het substantief mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is:
- de stoel – de stoelen;
- het vliegtuig – de vliegtuigen.
Het
- diminutieven: het stoeltje, het vliegtuigje. Merk op dat we ‘de’ gebruiken als het diminutief in de pluralis staat: de stoeltjes, de vliegtuigjes;
- talen: het Nederlands, het Noors, het Chinees;
- windrichtingen: het oosten, het zuidwesten;
- sport en spel: het voetbal, het tennis;
- woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel og -um: het instrument, het museum. Uitzondering: de datum.
Wil je meer weten over het gebruik van ‘de’ en ‘het’? Stel je vraag in het commentaarveld en ik beantwoord hem.
Pingback: Het substantief - Språkskole Claudia Boonstra
Pingback: Bepaald of onbepaald artikel? - Språkskole Claudia Boonstra