Bepaald of onbepaald artikel?

In deze blog kun je lezen dat het Nederlands twee bepaalde artikelen kent, namelijk ‘de’ en ‘het’, en wanneer je welk van die twee gebruikt. Er is ook een onbepaald artikel, namelijk ‘een’. Wanneer gebruik je in het Nederlands ‘de’ / ‘het’ en wanneer ‘een’?

Wat voor informatie en welk getal?

In onderstaand overzicht zie je welke factoren bepalen wanneer je ‘de’/ ‘het’ en ‘een’ gebruikt.

Als de informatie die je geeft nieuw is, gebruik je voor woorden in het enkelvoud ‘een’. Bij het meervoud gebruik je in dat geval geen artikel. Bij bekende informatie gebruik je in het enkelvoud ‘de’ / ‘het’, en in het meervoud altijd ‘de’.

Als de informatie algemeen is, gebruik je voor woorden in het enkelvoud ‘een’. Bij het meervoud gebruik je in dat geval geen artikel. Bij specifieke informatie gebruik je in het enkelvoud ‘de’ / ‘het’, en in het meervoud altijd ‘de’.

De getallen in het overzicht verwijzen naar de voorbeeldzinnen die onder het schema worden gegeven.


enkelvoud
meervoud


enkelvoud
meervoud

nieuwe informatie
een (1)
– (3)

algemene informatie
een (5)
– (7)

bekende informatie
de / het (2)
de (4)

specifieke informatie
de / het (6)
de (8)

Nieuwe informatie – bekende informatie

(1a) Ik heb een nieuwe fiets gekocht.(2a) De fiets is rood en heeft 24 versnellingen.

(1b) Er ligt een boek op tafel. (2b) Het boek moet worden teruggebracht naar de bibliotheek.

In zin 1a wordt nieuwe informatie geïntroduceerd, daarom gebruik je het onbepaalde artikel ‘een’, ‘een fiets’. In zin 2a wordt er verwezen naar diezelfde fiets, dus daar is sprake van bekende informatie. Daarom gebruik je in zin 2a een bepaald artikel, in dit geval ‘de’, ‘de fiets’.

In zin 1b wordt ook nieuwe informatie geïntroduceerd, daarom gebruik je het onbepaalde artikel ‘een’, ‘een boek’. In zin 2b wordt er verwezen naar ditzelfde voorwerp, daarom gebruik je in zin 2b een bepaald artikel, in dit geval ‘het’, ‘het boek’.

(3a) Ik heb nieuwe fietsen gekocht. (4a) De fietsen zijn rood en hebben 24 versnellingen.

(3b) Er liggen boeken op tafel. (4b) De boeken moeten worden teruggebracht naar de bibliotheek.

Als de nieuwe informatie een woord in het meervoud is, dan komt er geen artikel voor dat woord. Bij bekende informatie in het meervoud gebruiken we altijd het bepaalde artikel ‘de’, in zin 4a ‘de fietsen’ en in zin 4b ‘de boeken’.

Algemene informatie – specifieke informatie

(5) Een oud huis heeft veel onderhoud nodig. (6) Het huis van mijn moeder is vorig jaar geschilderd.

(7) Kinderen houden van snoep. (8) De kinderen van mijn zus snoepen graag.

In zin 5 wordt algemene informatie gegeven, daarom wordt het onbepaalde artikel ‘een’ gebruikt, ‘een huis’. In zin 6 gaat het om één specifiek huis, namelijk het huis van mijn moeder. Daarom wordt in die zin een bepaald artikel gebruikt, in dit geval ‘het’, ‘het huis’.

Als de algemene informatie een woord in het meervoud is, dan wordt er geen artikel voor geplaatst. Bij specifieke informatie in het meervoud gebruiken we altijd het bepaalde artikel ‘de’, in zin 8 ‘de kinderen’.