Een possessief pronomen drukt een bezitsrelatie uit. Een persoon, dier of instantie is de eigenaar van iets. Dat ‘iets’ is vaak een substantief. Possessieve pronomina worden meestal adjectivisch gebruikt (mijn fiets, zijn eten), maar ze kunnen ook zelfstandig gebruikt worden (de mijne, het zijne). In dit artikel wordt het adjectivisch gebruik behandeld.
De possessieve pronomina
Singularis
1e persoon
2e persoon
3e persoon
Pluralis
1e persoon
2e persoon
3e persoon
Subject
ik
jij / je
u
hij
zij / ze
het
wij / we
jullie
zij / ze
Possessief pronomen
mijn / m’n**
jouw / je**
uw
zijn / z’n**
haar / d’r**
zijn / z’n**
ons / onze*
jullie / je**
hun
* Het possessief pronomen ons gebruik je bij het-woorden (ons huis); onze gebruik je bij de-woorden (onze boom).
Vóór het substantief
In het Nederlands staat het possessief pronomen altijd vóór het substantief waar het bij hoort. Als een possessief pronomen weinig nadruk krijgt, kun je de vormen gebruiken die hierboven twee sterretjes** hebben.
1.Ik heb mijn fiets in de schuur gezet, jouw fiets staat nog buiten.
2.Heb jij je handen gewassen?
3.Hij heeft z’n boeken verkocht, z’n cd’s heeft hij gehouden.