Het participium presens geeft aan dat een handeling aan de gang is. Het wordt gevormd door -d of -de achter de infinitief te plaatsen, bijvoorbeeld lopend(e), lezend(e), zingend(e), fluitend(e).
1 | Fluitend rent hij naar de bushalte. |
2 | Het zingende meisje fietste naar school. |
Participium presens als adjectief
Het participium presens wordt vaak gebruikt als adjectief dat direct vóór het substantief staat. In dat geval gelden de regels voor de buigings-e bij een adjectief.
1 | De lezende jongen loopt de trap op. |
2 | Een lezende jongen loopt de trap op. |
3 | De lezende jongens lopen de trap op. |
4 | Het zingende meisje fietste naar school. |
5 | Een zingend meisje fietste naar school. |
6 | De zingende meisjes fietsten naar school. |
Participium presens als adjectief en participium perfectum als adjectief
Merk het verschil op tussen het participium presens gebruikt als adjectief en het participium perfectum gebruikt als adjectief. Het participium presens gebruikt als adjectief heeft een actieve betekenis, zie de zinnen 1, 3, 5 en 7. Het participium perfectum gebruikt als adjectief heeft een passieve betekenis, zie de zinnen 2, 4, 6 en 8.
Let op: de woordcombinaties met een (x) leveren een niet logische combinatie op:
1 | de betalende klanten | de klanten die betalen |
2 | de betaalde klanten | de klanten die zijn betaald |
3 | de dromende villa (x) | de villa die droomt (?!) |
4 | de gedroomde villa | de villa waarover is gedroomd |
5 | het roepende meisje | het meisje dat roept |
6 | het geroepen meisje | het meisje dat is geroepen |
7 | de fietsende jongen | de jongen die fietst |
8 | de gefietste jongen (x) | de jongen die is gefietst (?!) |