De twee belangrijkste alternatieven voor een ontkenning in het Nederlands zijn geen en niet. In dit artikel kun je lezen wanneer je geen en niet gebruikt, en op welke plek in de zin het woord geen staat.
De plaats van niet in de zin is afhankelijk van het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. In de meeste zinnen staat niet vlak voor het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend.
Hoofdzinnen
-Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie.
1 | Ik woon niet in Amsterdam. |
2 | De jongen heeft niet bij zijn grootouders gelogeerd. |
3 | De bal ligt niet onder de tafel. |
-Bij een adjectief dat zelfstandig gebruikt wordt, staat niet vóór het adjectief.
1 | De boom is niet hoog. |
2 | De kinderen zijn niet aardig. |
3 | De auto van mijn tante is niet zwart. |
-Bij werkwoorden staat niet zover mogelijk achteraan in de zin.
1 | Ik werk niet. |
2 | Wij komen morgen niet. |
3 | De hond van de buren blaft niet. |
In zinnen met een scheidbaar werkwoord staat niet vóór het prefix.
4 | Zij dronk haar koffie niet op. |
5 | Hij belde mij niet terug. |
6 | Wij eten deze aangebrande aardappelen niet op. |
In zinnen met meer dan één werkwoord staat niet vóór het participium perfectum en de infinitief.
7 | Zij heeft haar koffie niet opgedronken. |
8 | De politie werd niet gewaarschuwd. |
9 | Wij wilden de ceremonie niet missen. |
Bijzinnen
De plaats van niet is in bijzinnen dezelfde als in hoofdzinnen.
-Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie.
1 | Zij was vergeten dat ik niet in Amsterdam woon. |
2 | Hij ziet dat de bal niet onder de tafel ligt. |
-Bij een adjectief dat zelfstandig gebruikt wordt, staat niet vóór het adjectief.
1 | De jongen speelt met de kinderen, hoewel zij niet aardig zijn. |
2 | Ik weet dat de auto van mijn tante niet zwart is. |
-Bij werkwoorden staat niet zover mogelijk achteraan in de zin.
Omdat in een bijzin de persoonsvorm achteraan in de zin staat, staat niet vóór de persoonsvorm.
1 | Wij hebben aan hem doorgegeven dat wij morgen niet komen. |
2 | Ik vond het vervelend dat hij mij niet terugbelde. |
In bijzinnen met meer dan één werkwoord staat niet vóór de persoonsvorm, het participium perfectum en de infinitief.
3 | Ik zie dat zij haar koffie niet opgedronken heeft. |
4 | Wij vertelden hem dat wij de ceremonie niet missen wilden. |